In ons vorige bericht over het grootboek spraken we over activa. De term activa wordt in de bedrijfseconomische wereld gebruikt voor het aanduiden van het geheel aan bezittingen van een onderneming. Men maakt hierbij het onderscheid tussen vlottende activa en vaste activa.
Vlottende activa
Vlottende activa staat voor de bezittingen van een persoon, bedrijf of organisatie waarin het vermogen voor een periode van korter dan een jaar vastgelegd wordt. De vlottende activa moet binnen een jaar kunnen worden omgezet in geld. Enkele voorbeelden van vlottende activa zijn:
-Voorraden (zoals grondstoffen en/ of gereed product)
-Debiteuren
-Liquide middelen (zoals bank, postbank en kas)
Vlottende activa wordt ook wel vlottend kapitaal genoemd.
Op de balans wordt de vlottende activa tegen de productiekosten of aankoopkosten gewaardeerd.
Vaste activa
Vaste activa worden vaak ook non-current assets of fixed assets genoemd. Hieronder verstaan we de bezittingen van een bedrijf waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar vastgelegd is. Voorbeelden van vaste activa zijn inventaris, gebouwen, machines en installaties en transportmiddelen. Deze bezittingen gebruikt een bedrijf voor de bedrijfsvoering en niet om te verkopen.
Men kent in het jaarrekeningrecht drie verschillende soorten vaste activa:
-Materiële vaste activa
-Immateriële vaste activa
-Financiële vaste activa
De vaste activa wordt op de volgende manier in de balans verwerkt:
waardering = aanschafprijs – afschrijvingen